'de Franse Verleiding'
Nederlanders op reis naar het zuiden

Extreem-rechts in Frankrijk

Extreem-rechts in Frankrijk

2002 - 2014:

Reizen door contreien van het Front national

door Benoît Hopquin voor Le Monde

Opmerking van ‘de Franse verleiding’ vooraf:

Helaas beheersen de meeste Nederlanders die naar Frankrijk trekken het Frans niet meer. Wat een ontzettend gemis - voor een leuk gesprekje met de kruidenier tot het lezen van een wetenschappelijk artikel. En als die kennis van het Frans wel aanwezig zou zijn geweest had de Frankrijk-ganger zich ongetwijfeld het plezier gegund een kiosque binnen te stappen om bijvoorbeeld Le Monde te kopen. Hij had dan het onderstaande, veelzeggende artikel kunnen tegenkomen.
Laten we dit avontuur alsnog een keer beleven en meereizen met een Franse journalist door Frankrijk, bij wijze van uitzondering.

Op zoek gaan naar kiezers van het Front national is een reis naar terra incognita, onbekend gebied, maar ook een terugkeer naar de bron. Het is een terugkeer naar het land van je jeugd, naar plekken die als twee druppels lijken op wat vroeger is beleefd. Het is als het zich weer onderdompelen in de wereld van de kleintjes waarmee je opgroeide voordat je er van losraakte door de toevalligheden van het leven. Het is het terugvinden van woorden, van formules, een toon, die sociale afdrukken vormen, net zoals kleding, en veel meer betekenen dan een bankrekening.
Aan het einde van de vorige eeuw hebben studie in een nabijgelegen grote stad, vervolgens een verhuizing naar Parijs en eindeloos veel reportages ons verwijderd van dat Frankrijk. Je kwam er en je kwam er weer, met een intens genoegen, voor een weekend met de familie of een vriendenbezoek. Toch was het niet meer hetzelfde als vroeger.

“HET IS HIER EEN BEETJE DOODS”

Je was toerist geworden die nostalgie mengde met een soort ingebeeld superioriteitsgevoel. Je vond er de meest lieve en frisse plekken waar de naam niet toe doet, want goed voor duizend andere. Het stadscentrum was opgeleukt met zijn voetgangersgebieden vol met franchise-winkeltjes, cafées en terrassen en met afgebikte muren waar de oude stenen weer onder vandaan waren gehaald of de muren juist weer opnieuw gepleisterd om toeristen te lokken. Iedere keer waren er weer nieuwgebouwde dozen aan de rand van de plaats en een nieuw groot reclamebord op de toegangsweg, Leclerc, Roche-Bobois, Gamm vert, met nieuwe auto’s op het parkeerterrein. Fijn om de zaterdagen door te brengen achter een winkelwagen of een grasmaaier.
Regelmatig ontmoette je er met vreugde zij die waren gebleven, de vriendjes van het lyceum of de maatjes van de voetbalclub, en je dacht dat ze misschien wel gelijk hadden gehad om te blijven, dat ze gelukkiger waren dan de Parijzenaars. Ze zeiden dat de dingen veranderd waren, maar niet altijd ten goede. Je deed een stap terug door naar ze te luisteren. “Het is hier een beetje doods, m’n beste.” Ze spraken van twee toeleveringsbedrijven voor de auto-industrie, één die sloot en de ander die verplaatst werd, winkels die het zes maanden uithielden en dan weer wisselden van eigenaar of gesloten bleven met op het ruilluik “ter overname”.
Ze spraken over deze of gene die zich afsloofde in een tijdelijk baantje, van een ander die op zijn beurt eveneens was vertrokken of van iemand die de kans had gehad een baan bij de overheid of in de gezondheidssector te bemachtigen, de enige betrekkingen die een beetje vastigheid boden. Cultuur met een grote C was verdwenen. De bioscoop was gesloten. Chansonniers en chansonnières en goede toneelgezelschappen namen de zaal van de gemeente niet meer op in hun tournées. Voor wie niet al te veel van lezen hield bleef de televisie over, het angstmedium bij uitstek.

ZAKEN WAAROVER JE NIET SPREEKT

Kennissen zeiden dat ze zich minder veilig voelden. Zij haalden het voorbeeld aan van het lyceum waar nu voor de poort gedeald werd onder de ogen van een machteloze politie. Ze herinnerden aan een sinistere gebeurtenis waar de Parijse media op af waren gekomen en alle inwoners met schaamte hadden achtergelaten. Gesproken van media en van journalisten; die hebben gewoon geen respect. Ze vertelden van het handjeklap tussen vrienden van de niet te verslane burgemeester of het door de wol geverfde kamerlid, herkozen uit gewoonte of vanwege vriendjespolitiek, tussen twee openingen van evenementenzalen of rotonden in, betaald met hun belastinggeld. Het Front national was toen iets vluchtigs, je sprak er niet over. Ze kwamen bij elke verkiezing wel steeds hoger uit – (5, 10 en later misschien wel 15%) – maar het was onmogelijk iemand te ontmoeten die zijn stem toegaf. Het waren schimmen die kennelijk alleen bestonden in de eenzaamheid van het stemhokje, op een zondag, en vanaf maandag weer in het niets waren opgelost. Ze kwamen er zeker niet voor uit, uit vrees uitgemaakt te worden voor fascist.
Ze wantrouwden zelf de opiniepeilingen die politicologen tot wanhoop dreven en die zelf bij benadering met een schatting de stemvoorkeur verhoogden. Het enige wat men wist was dat die stem van de grote steden over was geslagen naar andere geografisch eenheden, naar simpelweg andere plekken die vaak moeilijk op een kaart waren aan te wijzen: Dreux, Saint-Gilles, Vitrolles … gemeenten waar direct de banvloek over werd uitgesproken.

DE ‘AARDSCHOK’ VAN 21 APRIL 2002

En toen was er de 21-ste mei 2002 met Jean-Marie Le Pen doorgedrongen tot in de tweede, beslissende ronde van de presidentsverkiezingen. De ‘aardschok’, ‘le choc’ volgens de krantenkoppen. Een beetje overal in het land, gekoppeld aan een lage opkomst – een zwijgen dat genoeg zei – klom de Le Pen-achtige woede-uitval tot 20, 30 of zelfs 40%.
Het is niet te veel gezegd dat de redacties volledig de boot hadden gemist, ze hadden niets zien aankomen. En toen volgde de opdracht die kiezers op te zoeken. Geen vliegtuig meer voor grote reportages. Je drong per auto, noodzakelijk per auto, het Frankrijk binnen dat ver van de TGV-stations lag en vaak ook ver van de afritten van de autoroute.
Je ging recht op je doel af en, bij tijd en wijle, zeer genoegelijk: de Camargue. Temidden van schitterende landschappen waren Beaucaire, Saint-Gilles en Vauvert al oude, vruchtbare grond van het FN. Saint-Gilles had zelfs tussen 1989 en1992 een FN-burgemeester, Charles de Chambrun, een Parijse aristocraat en een ex-minister die het gaullisme de rug had toegekeerd, de eerste in een gemeente met meer dan 10.000 inwoners. In dit bolwerk zou je toch een uitleg moeten kunnen vinden van de stem voor het FN. Vergeefse moeite. Het waren dagen van vruchteloos zwerven om niets anders tegen te komen dan strakke gezichten en gesloten deuren.
Niemand wilde praten. Je merkte tijdens het wanhopige rondlopen dat alles besloten lag in haar locale plattegrond. In Saint-Gilles lagen de twee ‘Arabische’ cafées tegenover de twee ‘Gallische’, gescheiden door een strook asphalt, als een soort demarcatielijn, een ideologische muur. En in Beaucaire, bij de vestingsmuren boven de Rhône, vertrokken de gezichten op de trottoirs als uit auto’s keiharde rap of raï-muziek klonk.
In Vauvert, in 1999, was deze latente verbittering tijdens een weekend ontaard in een veldslag tussen jongeren uit de buitenwijken en inwoners van het stadscentrum. Uitgebrande auto’s, stukgeslagen etalages, plunderingen. Aan de andere kant hadden ze geweren. Een allochtone jongen van 19 was gedood. En sindsdien hielden die twee werelden elkaar strak in de gaten als twee versteende honden.

EEN RATJETOE VAN GEKLAAG

Je waagde de kans bij de jagers, een niet over het hoofd te ziene lobby in de streek. Je had ze enkele jaren eerder ontmoet toen er een fel debat woedde over de lengte van het jachtseizoen die volgens Parijs en natuurbeschermers zou moeten worden ingekort. Aan een eendenpoeltje bij het meertje van Vaccarès en omhuld door de geuren van tamarisk en anti-vliegenlotion hadden ze verteld over de levenskunst van de Camargue die bedreigd zou worden.
Arbeiders van de Perrier-bottelarij, van de zoutwinning bij Salin-de-Giraud of in de dokken van Fos-sur-Mer leefden van magere salarissen. Zonder pretentie of ambitie compenseerden ze het gebrek aan bezit door hun zijn, hun wezen, door een levenswijze te koesteren in de zon, in de natuur, met rust en ongekunsteldheid, een wijze om met elkaar te leven. Ze leefden in nostalgie of in de illusie van het het verleden, zich bitter beklagend over het heden en zonder ook maar te willen denken aan de toekomst.
Het was één klaagzang. Werk dat vroeger vast was, van vader op zoon, was onzeker geworden, als het al niet verdween met de wisseling van generaties. En ook konden ze niet meer de sleutel in de auto laten zitten als ze even stopten om hun brood op te pikken, je moest je autoradio met je meeslepen om hem niet te laten stelen. Je had de Parijse wetgever, van uit de hoogte en ver weg, die hun vrijheden één voor één afpakte.
Deze spraakzamen zeiden dat hun woede zich uitte in een unanieme stem voor de lijst Jacht,Visserij, Natuur en Traditie. Op de avond van 21 april ontdekte men de uitvlucht: velen hadden gestemd voor Le Pen. Dus weer contact gezocht. Zo vriendelijk en mededeelzaam als de jagers gister waren, zo zwijgzaam en nors waren ze nu. Ze waren niet meer ontvankelijk.

ALGEHEEL STILZWIJGEN

Bij de presidentsverkiezingen had Jean-Marie Le Pen meer dan één op drie van de stemmen gekregen in deze streek tussen zee en vaste land. Toch had het Front national in Saint-Gilles voor elk van de stembureaus geen lid voor de kiescommissie kunnen vinden. En op de markt van Vauvert had men nimmer gezien dat er verkiezingsfolders werden uitgereikt.
Voor de daarop volgende kamerverkiezingen, in juni 2002, wist de nationalistische partij in dit veroverbare kiesdistrict slechts een winkelierster kandidaat te stellen, een vishandelaarster zonder scrupules. “We moeten die parasieten kwijt, het land zuiveren van die schadelijke lui. Ze verzieken Frankrijk!” , schreef ze na de mishandeling door jonge allochtonen van een geboren en getogen inwoner van Beaucaire.
Tegenover dat algehele stilzwijgen moest, om die onzichtbare stem toch gestalte te geven, de uitleg van burgemeesters uitkomst bieden. Ze spraken van een proteststem, meer van oppositie-voerders dan van frontisten. Ze zetten een paar cijfers op een rij: een werkeloosheid van tussen de 15% en 20%, 25% sociale huurwoningen, 64% niet-belastbare ingeschrevenen.
Misère stapelde hier zich op misère. Regelmatig arriveerden nieuwe armen uit het noorden van Frankrijk die het zuiden zagen als een luilekkerland. Hele families laadden hun schamele bezittingen in een bestelautootje en reden richting zon. Ze hielden daar halt voor het gemeentehuis en vroegen om een sociale woning, alsof het allemaal zo simpel was. Om ze niet op straat achter te laten werden ze ondergebracht in een bungalow op de camping.

EXTREME VEILIGHEIDSPRAAT

Om het Front national de wind uit de zeilen te nemen, in Beaucaire, in Vauvert of in Saint-Gilles, hadden de republikeinse volksvertegenwoordigers, zowelvan rechts als van links, extreme veiligheidsbetogen afgestoken, lang voor Sarkozy en Valls. Iedere gemeente telde twintig politie-agenten voor 10.000 inwoners. De misdaad nam af, zeiden ze, maar niet het geklaag.
Sommige wijken, Sabarot in Saint-Gilles, de Bosquets in Vauvert, bevolkt door zonen van immigranten die als seizoensarbeiders waren gekomen tijdens de hoogtijdagen van het oogsten, werden met de vinger nagewezen. In tegenstelling tot grote steden wist iedereen van het half dozijn families die problemen veroorzaakten. Men kende de namen en de tronies van de gladakkers die officieel van de bijstand leefden, maar wel in dikke auto’s rondreden. Regelmatig kwamen de burgemeesters tegenover de rechters in Nîmes te staan als dit soort weinig aanbevelenswaardige typen, eerst gearresteerd en dan weer losgelaten, de volgende dag gewoon weer vrij rondliepen.
Dit alles, dit onbehagen, de armoe, dit wederzijds wantrouwen, dat alles was zichtbaar maar als het ware sprakeloos. In Béziers, waar later het geluk werd beproefd, was ‘t hetzelfde laken en pak van diepe stilte en bedekte toespelingen. In 2002 ging je naar de La Devèze-wijk, een mengelmoes van bewoners van Algerijnse afkomst, van zigeuners of Marokkanen en Tunesiers. Eén op de drie kiezers die op straat liep stemde Front national. Het was een simpele rekensom : één Fn-stemmer zou toch gevonden moeten kunnen worden om mee te praten.

« DE MYTHE VAN DE GOUDEN JAREN »

We slenterden over de markt, we checkten de portieken van flatgebouwen in ‘De Olijven’, we zwierven rond de huizen van ‘Les Tamaris’. Maar de pogingen liepen allemaal uit op een fiasco. Aan de telefoon sprak de vertegenwoordigster van het Front national in dit kiesdistrict om het succes van haar partij in deze buurt te verklaren van « een borrelende brei». Maar deze huisvrouw met kinderen uit Sète sprak van horen-zeggen : zelf had ze nog nooit een verkiezingspamflet uitgedeeld.
Het stemmen op het FN nam uit zich zelf toe, zonder dat het eigenlijk zinnig leek om campagne te voeren. De burgemeester sprak van “onveiligheid, altijd maar weer onveiligheid”, de opeenstapeling en het optellen van kleine persberichten en ergerlijke onbeschoftheden. De universitair docent Jacques dacht eerder aan een diepere oorzaak die van toepassing zou zijn op tal van andere Franse gemeenten. “De stad houdt een mythe van gouden tijden in stand, van een verloren paradijs” legde hij uit.
Béziers leed aan het vergelijk met Montpellier, de grote concurrente die sedert twintig jaar een benijdenswaardige economische en demografische groei meemaakte. Zoals alle grote regionale centra trok Montpellier creatieve krachten, de ontwikkelde jeugd ook en veroorzaakte daarmee een neergang van de steden en het platteland om haar heen.

"EEN STEM VAN AFKEUR”

Het was grotendeels tevergeefs vissen en een frustrerende jacht tijdens deze jaren waarin zwijgplicht een erecode leek. In Parly, in de Yonne, een dorp van 900 inwoners, stelde Daniel Montaut, een 2CV rijdende burgemeester, enkele jaren na 21 april 2002 zich nog steeds vragen. Zijn gemeente was een haven van kalmte en gemoedsrust, met zijn huizen verspreid over 2000 hectaren bos, in het hart van de ooit door Colette beschreven Puisaye. Een school, een kerk uit de twaalfde eeuw, een bakker-kruidenier, een herberg, de Cheval-Blanc, 8 boeren, een slakkenkweker en 300 gepensionneerden.
Kortom, het geruststellende Frankrijk als dat bestaat, een charmante vlek waar altijd voor gematigd rechts werd gestemd, totdat in één enkele klap Le Pen naar grote hoogten werd gevoerd. Daniel Montaut begreep nooit waarom. “Hier praten de mensen vóór de verkiezingen. Daarna is het weer over.” Hij kwam niet verder dan veronderstellingen, tot analyses met een natte vinger. “Het levensniveau is niet je dat en de kiezers hebben gedacht dat geen van de kandidaten zich bekommerde om hun dagelijkse problemen. Een stem voor Le Pen is een proteststem.”
En toen, zo rond halverwege de jaren 2000, kwamen Le Pen-achtige geluiden meer aan de oppervlakte, door de verkiezingssuccessen steeds beetje bij beetje minder gehinderd. Het Fn-betoog trachtte zich meer en meer gerespecteerd te maken, door een nieuwe generatie van partij-kaders, locale notabelen die hen als het ware de hemel in prezen, om niet te zeggen respectabel maakten. Ze wezen nog steeds het zogenaamde 'fatsoenlijke denken' af maar wogen hun woorden wel op het goudschaaltje van het politieke correcte en vermeden verbale uitglijers. Als men een beroep op ze deed stonden ze onmiddelijk klaar: beleefd, dienstbaar.

STEEDS WAT VRIJER TAALGEBRUIK

Richard Jacob, een veertiger en in2007 ontmoet in Auxerre, staat heel goed voor deze nieuwe baasjes. Deze in het onroerend goed terecht gekomen zakenman uitte zijn meningen zonder dat het zijn zaken schade berokkende. “Onze ideeën vinden steeds meer omarmd”, zegt hij opgetogen.
Om zijn woorden kracht bij te zetten, nam hij ons met andere actieve partijleden mee naar de markt van Chablis om folders uit te delen. Sommige marktgangers weigerden met nadruk en anderen draaiden het blaadje furieus tot een bal, anderen namen het aan zonder iets te zeggen en stopten het in hun boodschappentas. Tussen hen ontstonden gesprekken, een half woord leekt voldoende, voorzichtige toenadering volgde, totdat men elkaar herkende op gedeelde gronden en uiteindelijk zijn of haar mening gaf, met hartstocht.
Enkele weken later, tijdens een “vaderlandslievend diner” georganiseerd in een restaurant in Auxerre, kwamen de tongen ook los. De 75 genodigden waren gekomen om te luisteren naar een tenor van de partij, Bruno Gollnisch, die nog niet in ongenade was gevallen. In een traditioneel décor met houten balken en een haardplaats uit 1541 luisteren deze kiezers naar de redenaar, het orakel, die spreekt over onveiligheid en nationale bevoorrechting. “Hij zegt wat hij denkt”, laat een tafelgenoot zich ontvallen.

“MARINE” KIEZEN

En dan, in dit besloten gezelschap, maken de disgenoten tussen de gesmoorde ham en de kaas van hun hart geen moordkuil. Handwerksman, landarbeider, verpleegkundige, een ambtenaar van de sociale dienst, winkelier, hij of zij geeft graag de eigen naam voordat ze overgaan tot een min of meer samenhangend betoog.
Zij spraken van “rechten die je verliest”, “pensioen dat we niet zullen krijgen”, “die vreemdelingen die ons platteland vergriepen”, “de lasten die ons de nek omdraaien”, “ de punten van ons rijbewijs die ze van ons jatten”, van degenen “die in Parijs maar alles over de balk smijten wat wij, belastingplichtigen, moeten betalen”, etc.
En zo, jaar na jaar, zag je de mensen hun hart luchten in de openbare ruimte. En de overschakeling naar de dochter van Le Pen maakte deze ‘coming out’ alleen maar gemakkelijker. Men zei dat men "Marine" ging stemmen, dat was meer acceptabel. Nationale persoonlijkheden begonnen hun bekendheid in te zetten. De lagere klassen lieten ook de teugels wat meer vieren.

DE PS EN DE UMP, PERSONA NON GRATA

Men zag het in de vallei van de Fensch, bij Hayange, in het hart van de Moezelstreek, geamputeerd van haar staalindustrie. De dode hoogovens waren troosteloze kathedralen geworden die het landschap domineerden en de geesten platsloegen. Het leek alsof alles verstijfd was na de laatste stroom staal van Arcelor. De arbeidersstad was stil blijven staan bij zoals het was in de jaren '70, toen er nog sprake was van welvaart en trots.
Op de markt, op een kille dag in 2011, deelden partijleden folders uit met een aankondiging van een bijeenkomst in Metz met Marine Le Pen . Geen verlegenheid, geen bedekte toespelingen meer. “Geef hier!”, “Geen probleem!”, “Zij is mijn maatje!”, “Het is nodig dat zij weer een beetje orde schept in Frankrijk”.
Het waren er maar weinig die het blaadje weigerden. Zij die dat wel deden draaiden hun hoofd weg of verontschuldigden zich: “Iedereen zijn smaak, maar dit is niet de mijne”; “Ze zijn allemaal hetzelfde en zij zal het niet beter doen dan de rest.” De marktkooplui, vaak van noord-afrikaanse afkomst, pakten de blaadjes aan en berustten meestal in wat er stond.
Voor de fabriekspoort van Tata Steel was de ontvangst ook positief, in ieder geval zonder openlijke vijandigheid. Een vakbondsman kwam zelfs heetgeblakerd discusieren. De PS en de UMP kwamen hier niet meer om campagne te voeren : te veel niet nagekomen beloften hadden hen tot persona non grata gemaakt.

AMBITIEUSE NIEUWE GENERATIE

Stéphane Lorménil , wijnhandelaar, oud partijlid, hing bij wijze van spreken de vlag uit . "Vroeger was het moeilijk om toe te geven dat je van het FN was. We plakten affiches ‘s nachts. Nu doe je het bij klaarlichte dag zonder dat je agressiviteit tegen komt. Mijn klanten, mijn vrienden, iedereen kent mijn ideeën en niemand verwijt me ze.”
Aan tafel gezeten in een café schudde Fabien Engelmann de handen die naar hem worden uitgestoken. Deze vroegere trotskist en CGT-vakbondsbestuurder maakte in october 2010 zijn draai en werd FN-lid. Hij ontwikkelde een staatsgerichte en protectionistische opinie, in de pas met deze streek, slachtoffer van de mondialisering. Deze ambitieuse dertiger staarde naar het gemeentehuis aan de andere kant van het plein, met zijn voorhoofd afgezet door een hoofdband: “De staalindustrie zal overleven”.
De andere partijen, UMP, PS en zelfs het Linkse Front, ontdekten dat ze in de verdediging waren gedrongen door deze nieuwe Fn-lichting. Ze beweerden bereid te zijn tot allerlei demagogie, tot alle denkbare beloften, even hoogdravend als luid alsof ze de kans niet hadden gehad dat al gedaan te hebben, alsof hun recepten nog niet door de feiten waren ingehaald.
Zo trokken de conclusie dat de nationalistische partij inmiddels het gevecht om de geesten had gewonnen. “We zijn gedwongen een verhaal op te hangen die aangepast is aan wat er in hun hoofden afspeelt” betreurde een burgemeester. “Vroeger werd het FN vertegenwoordigd door een oude notable waarmee je kon discussieren. Nu zijn het jongeren met wie een fundamenteel debat onmogelijk is. Ik heb te maken met een gebrek aan cultuur”, stelde een ander.

EN ZO GING HET FRONT NATIONAL VOORUIT

Zo ging het Front national vooruit, in de stembus en in de hoofden, van het noorden tot in het zuiden en van oost tot west. Overal langs de wegen, op de achterkant van de verkeersborden, begeleidden nu de affiches met de blonde haren en de glimlach van Marine Le Pen de gedachten.
In het wonderschone hart van de Cévennes was Sumène niet gespaard gebleven. In dit grote dorp waar de verzetsstrijders Raymond en Lucie Aubrac hun vakantiehuis hadden, staat in de mooie kronkelingen van de Rieutord de Rooms-katholieke kerk naast het protestantse bedehuis. De omgeving lijkt een wereld van harmonie en goed leven, gespaard voor de onrust van de vlakte beneden.
En toch was de stem voor Le Pen hier in opmars in 2012. “Het is hier geen kwestie van crimineel gedrag of van immigratie”, constateerde het volgend jaar Ghislain Pallier, toen burgemeester van de gemeente.
Het is omdat Sumène sterk veranderd is de laatste jaren. Het dorp lag op drie-kwart uur van Nîmes of Montpellier. En steeds meer vestigden er zich eenvoudige werknemers uit deze grote agglomeraties waar de uit de pan gerezen prijzen van het onroerend goed èn de behoefte aan rust hadden gemaakt dat ze aan hun stutten trokken. Met hun maandelijkse 1500 euro betaalden ze hun droom van een klein villaatje en een een rustige zondag na een drukke week. Een compromis uitlopend op frustratie, zeker bij de benzinepomp.

DE AFWIJZING VAN HET STEUNTREKKEN

Sedert enkele jaren trok Sumène ook een andere categorie van burgers aan, in de marge van de samenleving, alternatievelingen, jongeren die besloten hadden er een andere leefstijl op na te houden.
Wat betreft dit samenkomen van diverse leefstijlen tokkelde het FN met een plastisch en veelvormig verhaal op een andere snaar van de viool: de afwijzing van het opstrijken van uitkeringen. Hier, waar het brood altijd duur betaald werd en arbeid altijd geheiligd was, werd daarmee een punt gemaakt.
De plaatselijke vertegenwoordigster van het FN, Sybil Vergnes, gebruikte en misbruikte het en zit in 2013 in haar door een architect ontworpen huis, met een Mercedes voor de deur. “Ze laten de armen in de bijstand zien. Maar ze spreken niet over de Fransen met een minimumloon en niet rondkomen. Ze laten niet de gepensioneerden zien met een klein pensioentje . »
En ze wijst naar die klaplopers die leven op kosten van de samenleving en ze gaat tekeer tegen «zij die leven van een uitkering» en « die hun gebit laten betalen door de CMU » (’dFv’: de CMU springt in als je niet verplicht verzekerd bent) of « hun onderkomen met de CAF financieren » (‘dFv’ : de CAF is een soort van bijzondere armentoeslag). De afkortingen komen uit haar mond als synoniemen voor nietsdoenerij.

UIT DE CATACOMBEN NAAR KLAARLICHTE DAG

En zo kwamen de FN-stemmen, zo’n beetje overal, uit de catacomben in klaarlichte dag. Er bleef nauwelijk een gebied over waar die stem klandistien bleef, behalve daar waar die was uitgebroed, in de buitenwijken van de grote steden.
In een groot complex in de Parijse agglomeratie hadden twee kiezers van Marine Le Pen in 2012 een bijeenkomst georganiseerd die leek op een geheime vergadering. Ze hadden anonimiteit gedicteerd en waren onder deze uitdrukkelijke voorwaarde begonnen te vertellen over hun gevoel onzichtbaar te zijn.
Deze gepensioneerde vrouwen, de één vroeger werkzaam in een grote winkel en de ander werkneemster in een drukkerij, waren in de Jaren ’80 daar komen wonen. Dat was vlak na de bouw , toen het bevolkt werd door de middenklasse. Langzaam aan hadden ze hun omgeving zien veranderen. Eén voor één waren de eerste huurders vertrokken en werd hun plaats ingenomen door een andere bevolkingsgroep.
Ze waren niet voldoende op hun hoede geweest en ze voelden zich klem zitten “opgesloten in een ghetto”. “Niemand of bijna niemand werkte meer”, zei de één. Een portiek was een plek geworden om te dealen. “De politie had gezegd dat ze niet konden ingrijpen, omdat ze bang waren een brandend lont in het kruidvat te gooien.”
Ze spraken van vaders die er niet meer waren, van vrouwen die steeds vakers sluiers droegen, van de grote sociale ellende die schuil ging achter de geblindeerde voordeuren. Zij, ‘de kleine Blanken’, zagen Frankrijk als hun verkoren wereldje en ervoeren haar nu alsof ze er een minderheid waren, vergeten. “Iedereen trek zich geen moer van ons aan”, beklaagden ze zich. Alleen Marine Le Pen zou ze er uit kunnen trekken. Aan de deur bedankten ze ons dat we naar ze hadden willen luisteren.

GEZOND VERSTAND ALS WAT VOOR ZICH ZELF ZOU SPREKEN

In de grote winkelstraat van Quesnoy staan veel winkels voor sleutelgeld ter overname. Alleen de winkel waar pakjes voor majorettes wordt verkocht heeft de tand des tijds weerstaan. Nijver tijdens de glorietijd van de textiel sukkelt deze kleine stad in de buurt van Valenciennes door binnen de wallen die werden opgeworpen door Vauban.
Bij de laatste verkiezingen, in 2012, heeft het FN in dit oude bolwerk van de socialisten 37% van de stemmen behaald. Maar het is alsof haar ideeën al eerder in de meerderheid waren.
In de bistro’s natuurlijk, maar ook elders, worden ze uitgesproken zonder weerwoord, als gezond verstand, alsof de ideeën voor zich zelf spreken. In een restaurant dat een menu biedt voor 12 euro, lunchen op een dag eind 2013 een tiental klanten. Aan één van de tafels zitten vier van hen een beetje aangeschoten met luide stem te praten over “Marine”, de loftrompet afstekend over haar kwaliteiten en haar ideeën. De zes anderen zwijgen, voelen zich gegeneerd en hangen met hun neus vlak boven hun borden. Het was als het ware een samenvatting van dit land waar een derde van de kiezers de ideologische leiding hebben genomen.

HET STILZWIJGEN HEERST NU IN HET ANDERE KAMP

We herinneren ons een andere maaltijd een jaar eerder, in Sucy-en-Brie, in een verre buitenwijk van Parijs. Onder de oude balken waren oude partijleden komen luisteren naar Jean-Marie Le Pen. De redenaar vergeleek Frankrijk met een rivier, kalm stromend aan de oppervlakte, maar « wild onderin vanwege een sterke stroming ».
Het beeld was mooi, maar gedateerd. Dat was vroeger, in de tijd van de eerste campagnes, van de tijd van anonieme stembiljetten, van de tijd dat het woord van het FN slechts gesproken werd in intieme kring, tijdens het aperatief of in de rij bij de slager. Vandaag daarentegen hoor je niets anders. Nu zwijgt het andere Frankrijk.
Toch heeft dit andere Frankrijk deze dertigste maart wel van zich afgebeten, In Saint-Gilles. Daar heeft het Republikeinse Front verhinderd dat de advocaat Gilbert Collard op rij FN-burgemeester zou worden. Het scheelde 194 stemmen. Maar elders, in Beaucaire, Béziers, Hayange, is de burgemeester nu vertegenwoordiger van het Front national.
In de gemeentezaal van Saint-Gilles is de menigte blij met deze tegenslag voor het FN. We probeerden enkele indrukken te vergaren. Men gaf toe dat men opgelucht was, dat men blij was, maar men wilden geen eigen namen noemen. Twaalf jaar na de 21-ste maart heerst nu het stilzwijgen in het andere kamp.


© Benoît Hopquin, M - le Magazine du Monde, 04/04/2014;
"Avec l’aimable autorisation de l’auteur et du Monde" /
"Met vriendelijke toestemming van de auteur en Le Monde".

(© Nederlandse vertaling: Ger Verhoeve, 2014.)


Voor reacties, bijdragen en informatie: info@defranseverleiding.nl

Terug naar de hoofdpagina van
'de Franse Verleiding'