'de Franse Verleiding'
Nederlanders op avontuur in het zuiden.

Ook in Frankrijk heeft iedere boom een eigen baasje of bazinnetje.

Over het snoeien van 'un maronnier', een Franse kastanjeboom.

door
Ger Verhoeve

Het was natuurlijk tijdens een vakantie, weer in de Zuidfranse Languedoc, in de Corbières om precies te zijn, dat mijn romantische illusie van een levendig Frans dorpsleven een zoveelste impuls kreeg. Dat was in 1994 alweer en inmiddels zijn lichtjaren verstreken, want nu schrijf ik over wat zich hier ruim tien jaar later voltrok.

1. Een bouquiniste en een Frans dorpspleintje.

Tijdens die vakantie trapte ik in de omgeving zo wat rond op mijn VTT, een Vélo Tout Terrain, een mountainbike dus, en in het zwoele zomerweer stuitte ik op een aanwijsbordje met - ik vertaal het gemakshalve maar meteen in het Nederlands - : ‘Tweede Hands Boekwinkeltje Twintigste Eeuw’ en rondsnuffelen tussen oude boeken is me op mijn lijf geschreven.

Dus ik peddelde omhoog naar de kern van het dorp, de ‘Place de la Révolution’. Dat pleintje van Fontcouverte, want zo heet het dorp, bleek qua oorspronkelijkheid adembenemend, Hollandser kon ‘de Franse droom’ niet zijn: schaduw biedende groene bomen, een klaterend fonteintje en een gietijzeren vruchtbaarheidsgodin er bovenop plus nog eens een ‘Café de la Place’. En geen spoor van vergriepende moderniteit te bekennen, behalve dan natuurlijk die onvermijdelijke auto's.

En daar dreef de bouquiniste zijn éénkamerboekhandeltje, een mengelmoes van oud en nieuw. Claude Vareilles bleek zijn naam en Claude bleek bij de les, ook in de daaropvolgende eenentwinstige eeuw, want eind 2006, toen de Amerikanen Saddam Hussein in Tikrit te grazen hadden genomen en vervolgens door een volkstribunaal tot de strop lieten veroordelen, had Claude twee in rood gebonden deeltjes ‘Verzamelde Werken’ van Saddam Hussein in zijn winkelraampje geplaatst.
Saddam Hussein ! In Fontcouverte !

2. Van Franse frank naar euro.

Geleidelijk kreeg ik meer grip op Claude en hieruit valt op te maken dat ik, langs doorgrondelijke wegen, ooit zwichtte voor die Place de la Révolution. Want zo trok ik tijdens de vroege zomer van 2003 wederom naar die contreien met zelfs het idee om me daar ‘ergens’ te vestigen. Wanhopig moest ik echter constateren dat een huisje van ooit 70.000 haalbare Franse franken nu 70.000 onhaalbare Europese euro’s moest opbrengen. Reken de inflatie maar uit.
En toch, na een biertje op zo’n terrasje onder enorme platanen, stapte ik een makelaardij aan de overkant binnen met als motto ‘Nooit geschoten is altijd mis’. De makelaar maakte meteen aanstalten om vrienden met me te worden en het werd meteen een Gérard en een Jean-François. "Ik laat je morgenmiddag een aantal ‘objets’ zien!"

Het bleef toen bij troosteloze ‘bezoekingen’ totdat Jean-François aan het eind van die trieststemmende middag zijn voiture door wat smalle straatjes van een dorp manoevreerde, een mij bekend pleintje opdraaide en halt hield voor zijn ‘klapstuk’ van de dag : een oude bakkerij, juist op mijn pastorale Place de la Révolution en op steenworp afstand van mijn bouquiniste Claude.

3. 'Un coup de foudre'.

Makelaar Jean-François wees naar een statig pand, eigenlijk te imposant voor het gehucht, en zei: "Da’s ook te koop, de bakkerij van het dorp.". En Jean-François wist dat hij na een middag vruchteloos rondtoeren eindelijk beet had. Was de voorafgaande tocht alleen maar bedoeld om van zijn ‘winkeldochters’ af te komen en zo, ten lange leste, toch nog in de roos te schieten ? Voor mij was het in ieder geval als 'coup de foudre', een blikseminslag, als een klap op de vuurpijl.

Van de bakkerszoon mochten we het binnenste van het pand bezichtigen. Flets en vunzig waren zijn taartjes en nog vunziger was het interieur. Maar ja, al die boertig-mooie oude trappen naar de twee hogere etages, al die plavuizen en dan ook nog die imposante eeuwenoude steunbalken op zolder! En, dat kwam er ook nog eens bij, dat alles pal op het zuiden. En ik negeerde 't smerige toilet, de rondslingerende vuile onderbroeken, een blauw-bruin aangeslagen vrieskast en nog zoveel meer waar ik nog geen vermoeden van had.

4. Van beestjes en een kastanje.

Eind 2003 werd ik eigenaar van de oude bakkerij en sliep de eerste weken op zolder. En met reden, want het pand bleek van kakkerlakken vergeven. een bakkerij oblige.
Drie maanden heeft het me gekost om binnenshuis de eindoverwinning op hen te behalen : met gif, met stofzuiger, daarin weer gif gespoten om vervolgens de slang ook weer dicht te proppen. Tenslotte kwamen ze alleen nog uit de riolen buiten zetten, maar dat betrof ‘het publieke domein’ en een gemeentewerker maakte aan die kakkerlakken daar met bijkans Gaullistische machtsvertoon eveneens een einde aan.
Het het duurde al met al twee jaar voordat de oude bakkerij enigszins leefbaar werd, zelfs de gevel werd opnieuw geverfd, maar één van de twee kastanjebomen van bouqiniste Claude raakte krassend mijn net opgeknapte gevel.

5. Naadloos.

Wat moest ik met die kastanje?
Met haar bruine bladeren leek de boom kastanje trouwens toch aan het einde van haar Latijn,tenzij er ingegrepen zou worden. Kortwieken zou dus sowieso welkom zijn en bovendien nam het gevaarte ‘s ochtends de zon weg van mijn zitje op mijn 'grasfalt'.
Grasfalt?

Grasfalt. Ja, mijn grasfalt, want mijn 'gras' bestaat uit asfalt, naadloos tot op de gevel, maar inmiddels opgefleurd met aan beide zijden van de gevel een hele serie ceramieke potten met ieder jaar opklimmend groen, Oost-Indische kers.
Als de jaren ook mij gaan tellen hoef ik niet op te zien tegen het onderhoud van een tuin en vervolgens noodgedwongen om en op te zien naar en tegen een appartementje. Wat mij dan rest is alleen te zaaien in wat potten, water geven en daarvoor heb ik sinds kort een slang. Ik hoef nu niet meer met de gieter af te dalen naar het fonteintje om uit bassin haar om water te scheppen en die zware gieter vol omhoog de trap op te zeulen.

6. Ingrijpen.

Maar die kastantje op mijn grasfalt dan die soms met zwiepende takken mijn vers geverfde gevel aantastte?
Een vriendenkoppel uit Amsterdam - is dat trouwens iets anders dan een vriendenstel? - kwam toentertijd hier wel zo’n vier keer per jaar voor immense antiekbeurzen, inkopen geblazen en tegelijkertijd keer op keer delen van mijn inboedel vanuit Amsterdam meeslepend. Hink-stap-sprong verhuizen was het en zij draaiden na hun tochten ook hun hand niet om voor andere zaken hier.

7. Eénsteensmuurtjes.

Zo kwam het op een avond bijvoorbeeld, beneden voor de open haard gezeten, het gesprek op die lelijke trapdeur en dat eensteensmuurtje die samen de trap naar boven aan het zicht onttrokken.
Onder een mijn "Nee, nee ! Nee toch ?" werd er met een vette potloodstreep een schuinoplopende lijn omhoog getrokken, van één meter van beneden naar schuin omhoog tot zo'n 23O cm. en na het weekend was de sloperij gepiept. Wat nog van het éénsteensmuurtje was overgebleven werd trapleuning en ‘beneden’ werd het een zee van ruimte en een perspectief rijker. Ruimte! Zicht!
Maar er was meer, die scheidingswand tussen bakkerswinkel en achterkeuken. En ook die werd neergehaald. De vroegere bakkerswinkel veranderde in korte tijd van twee hokken in één 'séjour', het Franse woord voor huiskamer. Nog meer zee, na het slopen van de trapombouw, nog veel meer. Nooit spijt vab gehad.

Maar die kastanje ? Daar moest toch ook iets mee gebeuren? Teruggesnoeien op zijn minst.
En dat konden die vrienden ook wel.
"Ja" zei ik nog, "maar dan ga ik dat toch maar eerst aan Claude vragen of ‘t ie dat wel goed vindt".
"Monsieur Claude ? Zoudt U het goed vinden als we die ene kastanje van u die aan onze huizen grenst wat zouden terugsnoeien ? Dat zou haar goed doen en bovendien raakt ze aan mijn gevel. En zijn die twee kastanjes eigenlijk wel van U ?" Claude keek me wat fronsend aan en zijn waarheid bleek onverbiddelijk: die bomen waren van hem, maar we moesten het niet te gek maken. Zoals gewoonlijk zat Claude aan zijn keukentafel aan de rosé en vond het verder allemaal wel best.

9. Tot biomassa.

En zo kwam het er van. Die Peugeot Boxer van mijn vrienden zat en zit nog steeds propvol gereedschap en andere onverwachte handigheden en zo geschiedde het gedurende een ochtend: "Aanvalluh !"
Zagen, touwen, zagen, snoeischaren, al dat onvermoede kwam vanuit die Peugeot Boxer tevoorschijn in een alweer op temperatuur komende ochtendzon.

En die hoog uitschuifbare aluminium ladder was geleend van Nederlandse dorpsgenoten: soort zoekt soort. Al gauw vormde zich een immense berg wirwar van takken en bruin blad op het dorpspleintje en dat werd al doende meteen ook nog eens fijngeknipt werd ter spoedige vorming tot biomassa. Het moest toch ergens naar toe en we kenden zo onze plekjes. het was één al participatiemaatschappij!

En steeds hoger werd die ladder geschoven en betreden en geleidelijkaan begon het me te benauwen en angst in te boezemen, want ook de kruin werd onttrooid. Het hele gebeuren riep bij mij herinneringen op aan een hilarische sketch van Wim de Bie waarin hij, waarschijnlijk ‘winterrijp’ makend, een rozenstruik al terugsnoeiend te grazen nam en tenslotte nog maar een pietsie stammetje met wat armzalige, bleke wortelsliertjes in handen had. Aan het eind van de middag was op het lommerrijk pleintje één boom ontdaan van haar blad en bovendien potentieel biomassa-vrij : het was één al ‘participatiemaatschappij.’

9. Brief.

Uit mijn annalen valt te achterhalen dat wij in het weekend van 10-11 juli, 2004, de kastanje gekortwiekt hebben, want woensdag de 14-de ontving ik, waarschijnlijk na melding door één van de gemeentewerkers (we tellen er wel 4 op een bevolking van iets meer dan 500 inwoners, de bijna fulltime burgemeester uitgezonderd), een angstaanjagende brief met het wapen van Fontcouverte bovenaan, persoonlijk door de burgemeester ondertekend en door een rond gemeentestempel voor eeuwig bevestigd: rond in een burgerlijk blauw ‘MAIRIE DE FONTCOUVERTE (Aude), maar in dat cirkeltje, in nadrukkelijk rood, een profieltje van een onherkenbaar erfgoed van het dorp : het zal de kerk wel verbeeld hebben. Er steekt in ieder geval iets uit, maar in ieder geval niet de kastanje van Claude. En ‘t moet een ge-avanceerde stempelapparaat zijn. Prachtig : bleu en rouge in één klap op wit briefpapier.

10. Omvang.

Maar uit de brief stak wel degelijk iets. Waar het korte zakelijke relaas op neer kwam was kort en krachtig : ik had met mijn fikken van het publieke domein af dienen te blijven zonder voorafgaande toestemming van hogerhand. Sterker : als de kastanje de ingreep niet zou overleven dan was ik eraan gehouden deze te vervangen door een kastanje van dezelfde omvang.
De herfst was natuurlijk al vergeven, we moesten die winter nog door en toen kwam het voorjaar en de kastanje gaf geen sjoege : ze was zo dood als een pier.

11. Mechanica.

En op een dag des voorjaars reed er indrukwekkend mechanisch materieel mijn pleintje op : een hoogwerker en, zoals me later bleek, ook een diepgravende holle boor die ook nog eens kon ‘uittillen’. Tenslotte restte niet meer dan een diep gat in het gedeelde grasfalt.
"Dit alles op mijn kosten ?!" spookte er maar door me heen. "Op die manier wordt het hier einde avontuur voor mij als ik de rekening gepresenteerd krijg en heb te voldoen! " Zaken namen echter keer, althans op het eerste gezicht, want na een paar dagen ‘schoven de panelen’ : weer reden hoog- en dieptewerkers met hun materieel het pleintje op en een ‘boompje’ verscheen ten tonele, bij lange na niet van die omvang van die kastanje die was bezweken. Geen autoriteit die in den lijfe kwam opdraven : het boompje werd zonder bijkomende woorden met en of sjerpen ingegraven.

Dat was, volgens mijn annalen, anno 2005, en 't betrof een boompje met een stam van niet veel meer dan 10 centimeter diameter, niet van 45. "Zou dat qua rekenig schelen ?" vroeg ik me in arremoede af. "Wat gebeurt hier ?"
Ik had toen nog niet de Franse tegenwoordigheid van geest, in tal van opzichten niet, om die werkers aan te spreken aangaande ‘de richtlijnen en voorwaarden, mochten ze al van de hoed en de rand geweten hebben.

12. Tien jaar later.

Franse ambtelijke molens draaien vaak langzaam, waar niet, maar sinds anno 2005 tot anno 2018 heb ik van de affaire nooit meer iets vernomen.
En die jonge kastanje uit 2005 met een stammetje van 10 cm in’t rond? Dat stammetje, nu ruim tien jaar later, is tweemaal zo dik en haar kruin tweemaal zo hoog. Een segovia-boom, zoals in California, blijkt wel ouder te kunnen worden dan tweeduizend jaar. Dus waar hebben we het over aangaande de ‘Place de la Révolution’ ? ‘t Pleintje met haar eeuwenoude aanpalende bebouwing zal haar tijd vooralsnog wel duren en afstervende bomen zullen, God en mens inmiddels verhoede, wel weer worden herpant, maar het zal niet lang duren totdat, in plaats van die oude en inmiddels verwijderde telefooncel er boven het pleintje er een drone hangt dat ons gedrag registreert en ons ‘van dwingend advies’ voorziet, gelijk de bomen en boompjes van de ‘Place de la Révolution’ ooit, maar dan weer anders. Do you get it ? Eigenlijk had die ‘Place de la Révolution’ in Fontcouverte toch beter de ‘Place du Progrès’ kunnen heten. Immers, die andere bomen zullen ook ooit eens afsterven maar door mensenhands hopelijk weer vervangen worden. Door mensenshands.

En het pleintje? Dat zal de tand des tijds wel doorstaan of ‘t moet wel heel gek lopen. Want neem die dikke muren, bijvoorbeeld van de oude bakkerij waar op zijn minst sedert anno 1600 brood werd gebakken.

© Ger Verhoeve. Juni, 2018.

Dit verslag verscheen eerder in sterk ingekorte vorm in 'Maison en France', jaargang 21, najaar 2018.

Voor reacties, bijdragen en informatie: info@defranseverleiding.nl

Terug naar de inhoudspagina van
'de Franse Verleiding'

of

terug naar de voorpagina van
'de Franse Verleiding'