'de Franse Verleiding'
Nederlanders op reis naar het zuiden

W

"O Bataven! Verlichte Bataven!
Ontsteekt ook tot uwent het gaslicht."

W

Waarheid door gekheid omsluijerd

met Antony Cramer in 1822 van Amsterdam naar Parijs

In, naar eigen zeggen, de gure wintermaand december van het jaar 1822 vertrok de Amsterdammer Antony Cramer (1785 – 1833) voor zijn plezier naar Parijs,’de wieg der schoone kunsten’, om in zeventien dagen uit en thuis te reizen. Een nogal kort reisschema voor die tijd, gelet op de lange reisduur heen en terug. Cramer ondernam zijn reis uit nieuwschierigheid, Parijs! Van hem was er geen gemopper over volle straten en wegen in Holland en zelfs de ongemakken van de postkoets waren hem niet waardig om te vermelden. Ja, de verbinding, ja, de medepassagiers, maar het was allemaal niets in vergelijk mrt Van Cramer is nu niet meer veel bekend dan dat hij tal van ‘werkjes’ heeft gepubliceerd, later boekhandelaar werd en tot de gegoede stand behoorde. Dat kon in die tijd haast ook niet anders, wilde je je kunnen veroorloven helemaal naar Parijs te reizen. In 1824 werd van hem gepubliceerd: “Waarheid door gekheid omsluijerd of wat wordt van Parijs gezegd”. Het was zijn verslag van die reis van bijkans vierhonderd pagina’s.

Afscheid en eerst naar Den Haag

Cramer beuzelt in het begin van dat reisverslag pagina’s lang over het afscheid van ‘moeder de vrouw’: “Het is een hals, een sukkel van een’ man die zegt; ik heb mijn vrouw lief. – Mijn meisje, mijne bruid, dat kan er nog mede door; maar zijne vrouw! Zie, dat is nu toch wat erg; ja, geheel uit de mode. (-) ik uitte mijn vaarwel! voor weinige dagen, en stapte op de diligence, het dubbele koetsje genaamd, zijnde de onderneming van Busso naar Antwerpen, Brussel en Gent, welks elegant zamenstel reeds lang mijn oog geboeid had, en hetwelk mij daarenboven het verkieslijkste rijtuig toescheen om naar Braband te gaan. Regt gemakkelijk in het koetsje gezeten zijnde, viel het togtje mij niet lang; ik was te ’s Hage eer ik zulks vermoedde.” Hoe laat dat was wordt niet duidelijk uit de aantekeningen . Het moet een dag reizen zijn geweest, want Cramer was ’s ochtends vertrokken en op een bepaald noteerde hij dat een medereiziger inmiddels zijn slaapschoenen aangetrokken met het oog op zijn bed in ‘de oude Doelen’, meereizende kinderen waren met Klaas Vaak niet in slaap te wiegen en een kantverkoopster pakte bij heldere maneschijn haar handel uit. Het valt tegenwoordig niet meer te geloven: Amsterdam – Den Haag was toen nog een hele dag reizen.

Over de Maas en het Hollandsch Diep

Van Den Haag ging de reis trouwens direct door, diezelfde avond nog en door de pikdonkere nacht, met Rotterdam als volgende bestemming. Het ging dan ook niet sneller dan een stevige wandelpas. Bij Rotterdam moest in die duisternis de Maas overgestoken worden, “het vroor dat het kraakte, en de Maas was al zoo ver met ijs bedekt, dat wij met moeite den overtogt deden (-) Een goed vuur lokte ons in de herberg, aan gene zijde (-)”. Voort ging het, nu naar Dordrecht, hij was er om half acht ‘s ochtends. Daar wachtte het Hollands Diep als volgend reisobstakel: “De stoomboot aan den Moerdijk hersteld wordende, moesten wij met het bekende zeilschuitje de overtogt doen; een allerverdrietigste overtogt was de onze, het weder was meer dan guur; en tegenwind veroorzaakte, dat wij ruim een uur op het holle water dobberden (-)”.

Brussel

Breda volgde en de heide tussen die stad en Antwerpen, waar hij om 5 uur arriveerde. Antony Cramer reisde onvermoeibaar door, nu naar Brussel. Het was al weer donker en hij dutte wat. Om tien uur ’s avonds was hij in Brussel en was van plan om de eerst volgende diligence naar Parijs te nemen, ook weer ’s nachts. Maar Cramer rekende mis: “Nu vernam ik eerst, dat het een fabeltje is van hen die verhalen, dat men bij het aankomen van de diligence te Brussel dadelijk naar Parijs kan doorrijden. Slechts weinige malen, en dat nog wel in den zomer, als de overtogten spoedig gaan, is zulks den reiziger te beurt gevallen.” Cramer had de verbinding met Parijs op enige minuten gemist en zo overnachtte hij noodgedwongen in een bevroren hotelkamer in Brussel. De volgende dag moest hij tot de avond wachten voor een nieuwe aansluiting naar Parijs en besteedde zijn tijd aan het bezoeken van kerken, kapellen, theaters en drinkgelegenheden (‘estaminets’). Hij is onder de indruk van de zalen met pilaren, al het spiegelglas en ook een biertap: “In het buffet zag ik eene mahonijhouten machine, waarin onderscheidene koperen kranen staken, dienstig tot aftapping van verschillende soorten van bier: eenen slinger, gelijk aan dien eener pomp, behoeft men slechts in beweging te brengen. (-) Geëblouïseerd door het gaslicht en de terugkaatsing van al de voorwerpen in het spiegelglas, en wel van al de zich daar binnen bevindende kolommen, verbeeldde ik mij een tooverpaleis, der magtigste schikgodinnen, te zijn binnengetreden. (-) o Bataven! Verlichte Bataven! Ontsteekt ook tot uwent het gaslicht.”

Van Brussel naar Parijs

Van Brussel, werd Cramer verteld, vertrokken er iedere avond wel 20 diligences naar Parijs. Rond negen uur ’s avonds nam hij in zo’n diligence plaats en stak zijn voeten ter verwarming onder het hooi. Halle volgde, en Braine-le-Comte, Nivelle, Mons en Quivrain, waar overijverige douanen eisten dat alle bagage van de diligence werd afgeladen om onderzocht te worden. Op 16 december kwamen ze in Valenciennes aan waar wederom douanen de dienst uitmaakten. Cambrai en St. Quintin volgden en onderweg werd af en toe gestopt om de paarden te verversen, voor een soepje, een mok koffie en voor een paar momenten een warme kachel. Een nacht en een dag reizen was al weer gepasseerd toen Cramer in zijn diligence in Roye arriveerde. De volgende dag, na Senlis, reed Antony Cramer dan uiteindelijk toch op Parijs aan en ging op de bok zitten om maar niets van het schouwspel te missen. Alleen al van de toegangsader tot het centrum van Parijs was Cramer onder de indruk: “Lieve Hemel! Is dit een faubourg, het was eene stad op zich zelve …” en hij moest nota bene nog een uur doorrijden om in het centrum van de stad aan te komen. Onderweg vergaapte hij zich aan de talloze uithangborden met reclames, het gekrakeel en de verkeersopstoppingen. Vanaf de pleisterplaats van de diligence kwam Cramer uiteindelijk te voet aan bij het Hôtel de Bruxelles in de Rue Richelieu, vlakbij het Palais Royal. Als vermoeide reiziger noteerde hij dat hij vanaf Brussel van 9 uur zondagavond‘s avonds tot dinsdagmiddag 3 uur dag en nacht in de diligence had doorgebracht. Toch gaat hij ’s avonds nog naar het theater en de volgende dag huurt hij de stadsgids Louis.

Afbeelding: Parijs kende al heel vroeg door paarden voortgetrokken' stadstaxi's. Hiernaast zo'n koetsje, waarvan de stad vol van was, supermodern was het voor die tijd: een taxi, maar het was niettemin nog een paarden-samenleving .... en Antony Cramer was het niet waardig er iets over te schrijven, behalve bij aankomst, maar na zijn eerste opstoppingen werd het voor hem kennelijk normaal.

Palais Royal

Na wat eerste kennismakingen met Parijs kwamen ze bij het Palais Royal en daar stuurde Cramer zijn gids terug naar het hotel want, zo schreef hij, hij wilde daar een paar uren alleen staan gluren.

(Zie hiernaast en onder afbeeldingen van het Palais Royal uit die tijd in het hartje van Parijs.)

Cramer noteerde: “Het Palais Royal is in deszelfs uitgestrektheid voorzeker het origineelste stipje des aardbols. (-) De doos van PANDORA is eene nietige cassette, in vergelijking van degene, welke hier open staat, maar ook deze bevat alle kwaad. Waarlijk jammer! Men ziet er zooveel. (-) Sluimer niet, verstaat gij? Au Palais royal. (-) Links, binnen het paleis, wordt men verdrongen door de menigte, welke voor de opeengestapelde winkels, met vodden en nieuwigheden opgevuld, de aandacht der voorbijgangers gaande houden; voorbijgangers, die alles gadeslaan en dus ook uwen horologieketting. Aldaar zijn de artistes decroteurs gevestigd en nevens hen de modes van den dag. Al wat men daar koopt, is verschrikkelijk duur; hunne roofzucht is oorzaak, dat men deze plaats het kamp der Tartaren noemt. - De zoogenaamde galerie vitrée aan den kant van de Rue Richelieu draagt den naam van het kamp der Barbaren, want daar sluipen de gaauwdieven ongemerkt door de menigte, en berooven haar van alles wat zij maar grijpen kan. Overal vindt men passages, die tot de trappen van biljart-, speel- en koffijkamers geleiden; overal ingangen tot souterrains, alwaar de wellust omdoolt. Duizende annonces van verschillende établissementen komen u te voren; letters, een voet groot, kunnen het oog niet ontgaan; veelkleurige lantaarns verstrekken u tot gids. (-) De kunst vestigt hier haren zetel, terwijl de mode dezelve door haar wispelturig schijnsel verlicht. Van dáár erlangt geheel Frankrijk, Duitschland en ook Holland, meeren-deels hare kleinooden; de kleermakers kleeden er verschillende natiën; de kunsthandelaars vormen er hunne desseinen; de kappers scheren er in hunne cabinets particuliers, even zo bereidwillig den boer als den edelman; de restaurateur voedt er ieder individu à tout prix, en anderen openen er hunne cabinets d'aisance, pour l'univers entier.”

Het latere Louvre

In die kleine week dat Antony Cramer in Parijs was, bezichtigde hij bijkans alles wat toen al het ‘toeristisch circuit’ was en nu zo heet: de Place Vendôme, het Panthéon - zonder oog te hebben voor de laatste rustplaats van Jan Willem de Winter-, de Champs-Elysées en de Place de la Concorde, de Tuileriën, het Palais de Luxembourg en zelfs de begraafplaats Père la Chaise.
Over de Parijzenaars zelf was hij kort: “Parijs is een bont iets; ieder wil schitteren, of wel, wil opgemerkt worden, het zij wie het zij.” Ook bezocht hij natuurlijk het Musée Royal, het latere Louvre. In bijkans honderd pagina’s geeft hij daarvan een uitvoerige inventarisatie, inclusief commentaar! Hoe Cramer dat allemaal voor elkaar kreeg in die luttele dagen blijft raadselachtig.

De terugreis en thuiskomst in Amsterdam

Donderdagochtend 26 december vertrok Cramer weer voor een dagen en nachten lange reis huiswaarts en was vrijdagavond 27 december in Brussel waar hij wederom een dag doorbracht. Daarna ging de reis via Antwerpen en Breda naar Moerdijk aan het Hollandsch Diep. Daar wachtte hem een waarcahtige uitdaging: “Het drijfijs, dat de uitgestrekte waterplas vervulde en huishoog opeen kruide, joeg ons angst aan, terwijl twee schuitjes, ieder van een zeil voorzien en nog al hoog getuigd, tot den overtogt in gereedheid gebragt werden. De twee passagiers plaatsten zich in het eerste; den conducteur met de begaadje vergezelde ik benevens een’ der schippers, die in de booten post vatteden. De expeditie scheen mij zeer gevaarlijk toe, en ik ontveins het niet dat ik schrikvol om mij henen staarde toen wij, van het land geweken, niet dan ijs ontwaarden om ons broos vaartuig, dat gestadig door den aandrang der schotsen werd terug gevoerd. Honderden malen streek men de zeilen, en hijschte men dezelve weder in den top. Tusschen de schotsen nu en dan als genageld, moesten wij alle handen aan het werk slaan, om ons weder (-) eene opening te banen, terwijl soms de touwen en zeilen der beide schuitjes, die één spoor volgden, zich te nabij kwamen en met elkander warden. Onze stuurlieden gingen met beleid te werk. Ten laatste moesten wij op het ijs stappen en eenige roeden ver de bagaadje met ons naar land slepen. God lof! Wij arriveerden ter plaatse, alwaar wij wezen moesten, na twee uren te hebben doorgebracht.” Bij Dordrecht en Rotterdam waren de grote rivieren bevroren en Cramer kon lopend oversteken. Na - waarschijnlijk - Dordrecht, Rotterdam, Delft, Den Haag, Leiden en Haarlem, en uiteindelijk rijdend over de lijnrechte Haarlemmerweg, naderde hij Amsterdam.
Thuisgekomen wachtte hem open armen, liefkozingen en kusjes, en hij sloot zijn reisverslag af met de woorden: “Eene blijde tehuiskomst, de zijnen in eene bloeijende gezondheid aan te treffen, is een zalig genot. Ik wensch mijnen Lezers ook dit aardsch geluk toe, wanneer zij van hunne reize huiswaarts keeren; velen, hoe groot ook het genoegen mogt geweest zijn, dat zij onder vreemde daken, in schoonere gewesten gelegen, smaakten, zullen daarna met mij uitroepen:

Où peut-on être mieux qu’ áu sein de sa famille!”

˜

Voorlopige reconstructie van de reis van Antony Cramer van Amsterdam naar Parijs:

Vrijdag 13 december 1822: dagreis Amsterdam ’s morgens - Den Haag ’s avonds, nachtreis Den Haag – Rotterdam – oversteek Maas

Zaterdag 14 december 1822: Dordrecht ’s ochtends - oversteek Hollandsch Diep – Breda – Antwerpen (17.00 uur) – door naar Brussel – aankomst Brussel om 10 uur ’s avonds (gemiste aansluiting op Parijs) - zaterdagavond – zondagochtend nachtrust in Brussel

Zondag 15 december 1822: noodgedwongen dagbezoek aan de stad Brussel – ’s avonds om 9 uur vertrek uit Brussel, volgt nachtreis (Halle, Braine-le-Comte, Nivelle, Mons, Quivrain, enz.)

Maandag 16 december 1822: in de loop van de ochtend Valenciennes, ’s avonds Saint Quintin

Dinsdag 17 december 1822: ’s nachts Roye, ’s ochtends Senlis en aankomst in Parijs rond 3 uur ’s middags.

˜

Voor een integrale lezing van het reisverslag van Antony Cramer biedt Google Books, los van het archief van 'de Franse verleiding', uitkomst:

Antony Cramer, Waarheid door gekheid omsluijerd of wat wordt van Parijs gezegd, 1824.

© Ger Verhoeve, 2019.

Voor reacties, bijdragen en informatie:

info@defranseverleiding.nl

Terug naar de hoofdpagina van
'de Franse Verleiding'